Als een BV overwinsten realiseert kan je hier als aandeelhouder 3 dingen mee doen. Het vermogen aanhouden als buffervermogen, uitkeren als dividend of het vermogen herbeleggen. Uitkeren van dividend heeft als nadeel dat er dividendbelasting moet worden betaald. Door te lenen van de BV kan de aandeelhouder rendement behalen met de niet betaalde belasting. In dit artikel worden dit verder toegelicht.
Als een BV overwinsten realiseert kan je hier als aandeelhouder 3 dingen mee doen. Het vermogen aanhouden als buffervermogen, uitkeren als dividend of het vermogen herbeleggen.
Uitkeren van dividend heeft als nadeel dat er dividendbelasting moet worden ingehouden door de BV en aanmerkelijk belang heffing door de aandeelhouder moet worden betaald over het dividend. Het tarief (2020) is 15% + 11,25%= 26,25%.
Het verstrekken van een lening aan de aandeelhouder vormt een belegging op de balans van de BV. Het kan gaan om een lening voor de aankoop of verbouwing van een eigen woning of een beleggingspand. Maar het kan ook gaan om een herfinanciering van een bestaande in privé gehouden hypotheeklening. De in privé gehouden lening bij een bank wordt dan afgelost door de BV en de BV neemt de rol van de bank over.
Om fiscaal als een lening te kwalificeren moeten de leningsvoorwaarden zakelijk zijn. Het gaat dan om afspraken over rente, aflossing en zekerheden. Om te bepalen wat zakelijke voorwaarden zijn, kan aansluiting worden gevonden bij de voorwaarden die banken hanteren voor vergelijkbare leningen.
De te rekenen rente voor de lening aan de aandeelhouder vormt een opbrengst voor de BV. Maar deze opbrengst betaalt de aandeelhouder vanuit privé. Dan komt de vraag op wat eigenlijk het voordeel is voor de aandeelhouder en de BV tezamen, bij het verstrekken van een lening.
Het verschil tussen het verstrekken van een lening vanuit de BV en het uitkeren van dividend is zoals gezegd dat bij een dividenduitkering 26,25% belasting moet worden betaald. De aandeelhouder heeft hierdoor bij uitkering van dividend 26,25% minder gelden om vastgoed mee aan te kopen of bestaande in privé gehouden leningen mee af te lossen, in vergelijking met het verstrekken van een lening vanuit de BV. Met de niet betaalde belasting over het dividend kan dus een grotere investering in vastgoed worden gedaan en daarmee meer rendement worden behaald. Bij de eigen woning zal dit voornamelijk indirect rendement zijn (waardestijging van het vastgoed) en bij het beleggingspand zal het meer direct (huuropbrengsten) en indirect rendement zijn. In het geval dat de lening vanuit de BV wordt gebruikt om een bestaande in privé gehouden hypotheeklening aan een bank af te lossen, worden met de niet betaalde belasting rente-uitgaven aan de bank bespaart, wat ook als rendement kan worden gezien.
Het behaalde voordeel met het verstrekken van een lening t.o.v. een dividenduitkering kan ook worden gekwantificeerd. Als er bijvoorbeeld 4% gemiddeld rendement na belasting wordt behaalt op een vastgoedinvestering, dan staat dit over een periode van 10 jaar tijd gelijk aan 48% rendement (1,04^10-1). En in circa 18 jaar is de te betalen belasting over het dividend geheel terug verdiend middels verstrekking van een lening.
Dan is nog de vraag of er verschillen zijn in de belastingheffing op de rentebate in de BV en de rentelast in privé. De rentebate in de BV is effectief belast tegen het vpb + box 2 tarief tezamen. Dit is in 2020 38,4% (0,835*0,7375) bij winsten in de BV tot €200k en 44,7% bij winsten boven de €200k. Maar ook hier geldt weer dat het uitstellen van box 2 belasting waarde kan hebben.
De rentekosten vallen bij een lening aan een beleggingspand in box 3. Bij een lening ten behoeve van de eigen woning is het afhankelijk van de aflossingsafspraken of de lening in box 1 of in box 3 valt.
Bij een box 3 lening (in 2de schijf box 3) is het effectieve belastingtarief bij een lening met 3,5% rente: 35,9% ((4,19%/3,5%)*30%). In box 1 ligt het effectieve belastingtarief waar tegen rente kan worden afgetrokken rond de 37%.
Hiermee kan geconcludeerd worden dat de belastingverschillen tussen de rentebate in de BV en de renteaftrek in privé beperkt zijn en beperkt impact hebben op het beschreven rendementsvoordeel op de niet betaalde belasting bij het verstrekken van een lening.
Een aandachtspunt bij leningen t.b.v. de eigen woning die in box 3 vallen is wel dat er voldoende box 3 vermogen is waar de lening op in minder kan worden gebracht. De eigen woning blijft immers in box 1 vallen. Als er geen box 3 bezittingen zijn dan moet het uitstelvoordeel worden verlaagd met de belasting over de renteopbrengst in de BV.
Een ander aandachtspunt is dat vanaf 2023 leningen hoger dan €500k vanuit de BV ten behoeve van box 3 beleggingen van de aandeelhouder, waarschijnlijk belast zullen worden als dividend.